
OVER MIJ
Schrijfster, schrijfcoach,
spreker, storyteller, copywriter,
manuscriptbegeleiding,
workshops, retraites.
Lifecoach. Reiziger.
Blogs
Wat een boek doet – lezing 22 september op Radboud/HAN
Ik beklom reeds een keer of vijf de Mount Everest. Basecamp ligt op zo’n 5300 meter hoogte. Dat is dus flink boven de grens van hoogteziekte. Vergis je niet – zo’n hoogte kan fataal zijn. Na basecamp volgt een stuk dat de Icefall heet – grote brokken ijs, niet te beklimmen zonder stijgijzers. Je moet ook gezekerd zijn, en helaas – een enkeling zakt soms tussen twee blokken door en kan niet meer gered worden.
Er volgen nog drie kampen. Het vierde en laatste kamp ligt op 8000 meter, 850 meter onder de top.
De klim naar de top gaat via de South Col en de Hillary step – die vernoemd is naar Sir Edmund Hillary, de Nieuw Zeelandse bergbeklimmer die samen met zijn sherpa Tenzing Norgay, in 1953 als een van de eersten de top beklommen. Nooit eerder had een mens op een hoger punt op de wereld gestaan.
Vanaf het laatste kamp is het 850 meter tot de top, meters die precies getimed moet worden, want als het donker wordt of de wind verkeerd staat, kunnen die laatste meters fataal zijn. Zonder zuurstof is het nauwelijks te doen, alhoewel een enkeling dat wel doet. Gewoon, om de grenzen van het menselijk kunnen op te zoeken. Tenen, neuzen, vingers – ze kunnen tijdens de tocht zo bevriezen, dat ze zwart worden en afsterven.
De kou is bijna ondraaglijk op sommige dagen.
Ik beklom Mount Everest voor het eerst met Jon Krakauer, een Amerikaanse journalist en schrijver, die meeging op een expeditie voor het tijdschrift Outside. Later schreef hij een wereldwijde bestseller over zijn tocht – Into thin air, heet dat boek.
Tijdens die eerste expeditie, waarbij de expeditieleider Rob Hall was, stierven er meerdere klimmers. Het was een heftige tocht.
Er sterven vaker mensen die de top willen bereiken. Ongeveer 1 op de 20 klimmers overleeft het niet. Lichamen van overledenen, blijven vaak liggen en zijn dan een landmark. Het is te zwaar en soms ronduit onmogelijk om de lichamen naar beneden te halen.
En zo kan het gebeuren, dat klimmers langs lijken lopen die er jaren liggen, bevroren in tijd en ruimte. En langs enorme bergen lege zuurstofflessen, want een lege zuurstoffles is zwaar en die kun je beter achter laten, vinden de klimmers.
Mount Everest heeft een enorme aantrekkingskracht op mensen. Waar de expeditie met Rob Hall nog redelijk te doen was – natuurlijk waren er meerdere teams, maar het was nog niet zo druk – zien we nu lange files van wachtenden, om even op de top te staan, je selfie te maken en dan weer naar het kamp terug te keren. Gelukkig heb ik van die files geen last. En ik overleefde iedere keer.
Ik beklom reeds een keer of vijf de Mount Everest, zonder ooit een stap daar gezet te hebben. Puur door het lezen van boeken. En dat begon dus met het Engelstalige boek van Jon Krakauer, dat ik zo fascinerend vond, dat ik het ook in het Nederlands kocht voor mijn partner destijds. Sterker nog, ik herlas het boek meerdere malen en daarom ben ik minstens een keer of vijf op de summit geweest.
Dat is de kracht van lezen. Die kracht ontdekte ik al toen ik klein was.
Ik las boeken vanaf het moment dat ik letters kon onderscheiden. Mijn ouders waren ook fervente lezers. Daar begint het vaak al. Mijn moeder kon uren achter elkaar lezen en vaak moest ze ook schaterlachen om datgene wat ze las. Ik vroeg haar dan wat er grappig was. Soms las ze het voor, terwijl ze hikte van het lachen. Soms hikten we samen. En zo leerde ik dat boeken vooral heel veel plezier konden brengen.
Mijn vader las juist non-fictie. Ik bladerde eindeloos door boeken over de oude Grieken, over landen waar ik nooit geweest was, over oorlogen die ik niet gestreden had.
Ik kreeg toen ik een jaar of zeven was, een boek in mijn handen gedrukt door mijn ouders. Het was een boek over seksuele voorlichting voor kinderen van 7-9 jaar. Het waren de jaren 70, en die waren best liberaal. Het boek zat dan ook niet vol met vage illustraties, maar redelijk duidelijke foto’s. Zo leerde ik over het menselijk lichaam en over seks. Ik herinner me ook nog het ongemak van dat boek met foto’s, bij zowel mij als mijn ouders. ‘Als je nog vragen hebt, horen we het wel, heh…’
Vreemd genoeg herinner ik me van die tijd weinig over het lezen op school. Ja, dat ik met groepjes aan tafeltjes zat en we begrijpend moesten leren lezen. Dat was vooral saai. Liever dook in de boeken van Wipneus en Pim – niet te verwarren met de hedendaagse dj’s – Saskia en de dierentuin, Pinkeltje en nog veel meer.
Dat veranderde weer toen ik, 9 jaar oud, naar Indonesië verhuisde met mijn ouders. Het abonnement op de Tina mocht ik houden. Eenmaal per zes weken zouden er dan wat tijdschriften opgestuurd worden. De dag dat het pakket kwam was altijd een heel leuke dag, waarbij ik probeerde te doseren zodat ik niet alle tijdschriften in eeén ruk uit had.
Ik ging daar naar een internationale school en daar kwam ik voor het eerst in aanraking met het fenomeen: Bibliotheek op school. In Indonesië was het niet mogelijk Engelstalige boeken te kopen, en dus was er een zeer uitgebreide bibliotheek, waar ook de ouders boeken konden lenen. In Nederland was ik lid van de gewone buurtbibliotheek geweest, waar we eens per twee weken heen gingen, maar hier had ik iedere dag toegang tot een ruimte vol boeken. En wat een walhalla was dat. Eindeloze rijen boeken, verhalen, in mijn beleving was het een immense bibliotheek.
Het was wel allemaal in het Engels, dus die taal moest ik me snel machtig maken. Ik begon, ook al was ik inmiddels bijna 10, met de simpele verhalen van Dr. Seuss. Geweldige boeken, met zoveel fantasie gemaakt. Ik klom op via Roald Dahl naar Edgar Allen Poe, Shakespeare, James Michigan.
Ik las veel. Wanneer wij op vakantie naar Nederland gingen in de zomer en met kerstmis, was de eerste winkel waar ik op vliegvelden heen rende, de boekhandel. Ik ben dol op boekhandels op internationale vliegvelden. Steevast kocht ik er een boek, ook weer Engelstalig, omdat die taal eigenlijk meer mijn moedertaal was geworden. Met het nieuwe boek – knisperend, ruikend naar papier en drukkerij en vol met een nieuw avontuur – begon ik dan aan de reis.
Natuurlijk was dit het tijdperk voordat we allemaal smartphones, tablets, game consoles en duizend zenders op de televisie hadden, dat realiseer ik me ook. Daardoor was er per definitie minder afleiding van boeken en lezen.
Die schoolbibliotheek was toch minder groot dan ik dacht, want na een paar jaar had ik wel zo’n beetje alles gelezen wat er stond. Ik had biografieën gelezen, epische verhalen over de pioniers in Amerika, Brave new World, 1984, horror verhalen over kinderen die opgesloten zaten op zolders en een eindeloze stroom Mills & Boons.
Dat zijn, zoals we die hier noemen, bouquetreeks. Die stonden dan weer niet in de bibliotheek, maar thuis, bij een Engelse vriendin. Dozen vol hadden zij en haar drie zussen meegenomen uit Engeland. Mijn beeld over de liefde werd deels gevormd door die boeken: de man had steevast een litteken op zijn wang, was nors en onbenaderbaar, droeg een fiks trauma met zich mee en o ja, was rijk. Meestal een Sjeik, Griekse tycoon, Australische schaapherder in de outback, of Spaanse kasteeleigenaar. Heerlijke boekjes, om een paar uur mee te vullen. Gelukkig altijd met voorspelbaar einde: het wat timide meisje krijgt de man op zijn knieën. Misschien waren het wel de sprookjes voor pubers, de voorlopers van wat we nu YA noemen. Ze waren in ieder geval nogal braaf.
Rond mijn veertiende, besloot ik dat ik zelf wel eens boeken wilde schrijven. Avond na avond trok ik me terug in mijn slaapkamer en dan begon ik. Science fiction. Humoristische verhalen. Gedichten. Horror. Romantiek. Het waren niet zozeer boeken als wel steeds eerste hoofdstukken van. Ik stuurde zelfs gedichten op naar een wedstrijd onder Internationale scholen in Zuid Oost Azië, in de hoop te winnen. Dat gebeurde niet, het gebouw met alle ingezonden handgeschreven of uitgetypte gedichten en verhalen – het was ook de tijd voor computers en clouds – ging in vlammen op.
Voor een groot deel debet aan die liefde voor literatuur en boeken, was mijn Amerikaanse lerares English Literature. Zij kon met vuur vertellen over de oude Engelse dichters, de Bronte zusjes en over Shakespeare. En waar ik misschien voorheen dacht dat dit soort lessen alleen door stoffige oude types gegeven kon worden, was zij juist hip, feministisch, modern en vol energie. Ik hing aan haar lippen als zij vertelde.Ze nam ons ook mee naar de moderne literatuur. Orwell, Amos en een schrijfster die Marilyn French heette. Dat was haar favoriete schrijfster – een feministe pur sang – en ze vertelde ons vaak over deze belangrijke boeken.
Dus kocht ik ‘The Women’s Room’ van French – een lijvige roman die een behoorlijke impact had op zowel mannen als vrouwen, als het gaat om beeldvorming rondom feminisme en gelijkheid. We volgen in het boek Mira Ward, die gaat scheiden en haar leven weer op moet bouwen, temidden van allerlei vriendinnen die ook te maken hebben met hoe er naar vrouwen gekeken wordt in de jaren 50-60.
Mocht je nu denken: nooit van die French gehoord – zelfs ABBA noemt haar, in het nummer The Day Before You Came.
Terug naar Nederland. Op mijn zeventiende verhuisden we weer naar Breda, en ik kwam terecht op een Nederlandse middelbare school in 5 vwo. Mijn allereerste les daar was Nederlands – en het was een enorme schok. Voor de klas stond een man die, zodra hij zijn rug draaide om iets op het bord te schrijven, propjes naar zich gegooid kreeg. De helft van de klas luisterde niet en kletste met elkaar. Niemand nam deze man serieus en ik voelde me diep ongelukkig in dat systeem. Ik kwam van scholen waar leerkrachten overwicht hadden, waar wederzijds respect was tussen leerling en leerkracht – en dat was hier ver te zoeken.
Ik kreeg voor het eerst in mijn leven te maken met een boekenlijst die verplicht gelezen moest worden. Ik worstelde me door 20 boeken heen, titels zoals De Donkere Kamer van Damocles van Hermans, en Kaas van Elsschot.
Mijn liefde voor boeken verdween als sneeuw voor de zon.
Alleen bij de Engelse les vond ik nog plezier in het lezen. Niet zo verwonderlijk: het waren boeken die ik toch al jaren geleden gelezen had, vrijwillig, juist doordat mijn Amerikaanse leerkracht in Jakarta zo vol liefde en vuur over de boeken had gesproken.
Wat ik ook niet begreep: niemand van mijn klasgenoten las de boeken echt. Ze wisselden gewoon samenvattingen uit, terwijl ik boek na boek las. Hoe kun je de essentie van een boek begrijpen wanneer je alleen de samenvatting doorbladert – dat begreep ik niet.
Het was dan ook heel zuur, dat tijdens mijn mondeling Nederlands, de leerkracht en examinator er niet van overtuigd waren dat ik de boeken gelezen had. De reden? Ik kon een van de namen van een personage uit het het boek Kaas niet benoemen. Terwijl anderen om me heen de boeken niet gelezen hadden en ik wel, kreeg ik een 7, want er werd echt getwijfeld aan of ik wel gelezen had. Twintig boeken in twee jaar tijd gelezen – de meeste waren niet doorheen te ploegen, zoals Mariecken van Nimwegen in oud- Hollands – en dit was het resultaat. Ik struikelde over een naam.
Als je jongeren wilt ontmoedigen ooit nog een boek aan te raken, is dit wat mij betreft de blauwdruk van hoe je dat doet.
Hoe anders was mijn mondeling Engels. Natuurlijk stonden de klassiekers op mijn lijst daar. Maar de leerkracht glunderde en wees naar die ene titel: The Womens Room.
‘Dat je die gelezen hebt, geweldig!’ zei ze. Mijn mondeling examen Engels bestond uit samen enthousiast praten over dat boek, uitwisselen van ideeën, en alle andere boeken werden niet besproken. Ik kreeg een 10.
Tussen mij en Nederlandstalige boeken kwam het lange tijd niet goed. Ik vond en vind de Nederlandstalige literatuur vaak hoogdravend, minder toegankelijk. We maken in Nederland een enorm onderscheid tussen, wat iemand ooit literaire boeken is gaan noemen en ‘niet-literaire’ boeken. Met dedain wordt neergekeken op boeken die in de ogen van de critici en recensenten, geen ‘literatuur’ zijn.
Dit geldt misschien nog wel sterker bij jeugdboeken. Toen Margje Woodrow, schrijfster van YA, de Jonge Jury won, kwam er een vernietigend artikel over dit genre boeken, die juist toegankelijk zijn en een brede doelgroep aan het lezen zet/krijgt/houdt.
Ik heb al meer dan 47 boeken geschreven. Boeken waar kinderen om moeten schaterlachen, huiveren, boeken die ze laten wegdromen. Boeken voor jongeren over ongewenste seksuele intimidatie, over naaktfoto’s die viraal gaan, over tienerzwangerschappen – boeken die ervoor zorgen dat ik privé berichten krijg van jongeren waarin ze me toevertrouwen dat zij ook zoiets hebben meegemaakt, dat ze zich zo gehoord voelen door het boek. Bij lezingen komen jongeren soms na afloop uithuilen bij me – gewoon omdat ze zich herkennen in iets.
Toch zijn er genoeg mensen die neerkijken op dit soort boeken. In hun ogen is het pulp en moeten jongeren juist wel zwaardere boeken lezen. Tegen dat soort minachting voor de schrijvers, boeken en lezers, moeten we blijven opstaan.
Met Briefjes voor Pelle had ik een ander type boek geschreven. Het werd totaal anders ontvangen – en natuurlijk was ik daar blij mee. Het kreeg en krijgt alle lof en wordt enorm gelezen – vooral ook door volwassenen. Ik zeg wel eens lachend dat het mijn kinderboek voor volwassenen is. En wellicht is dat dus de crux: zodra we het stempel ‘literair’ op een boek plakken, lezen de volwassenen het en de kinderen het nauwelijks tot niet. Zie daar de spagaat van de schrijver: wil je een kieskeurig publiek of wil je een groot publiek?
Waar zit dat verschil hem er dan in? Want in Briefjes voor Pelle behandel ik thema’s die ik ook in eerdere boeken beschreef. Rouw, verdriet, verliefdheid, opgroeien, de dood.
Briefjes voor Pelle is het verhaal van de 12 jarige Pelle, enigst kind, die samen met zijn moeder woont. Een jaar voordat we als lezer het verhaal instappen, is Pelle’s vader overleden aan kanker, – boktor, zoals Pelle het noemt. En in die fase van het sterven, heeft zijn vader nog een doos gevuld met briefjes en ingepakte voorwerpen. 16 briefjes, met soms niets meer dan ‘Hallo, Pelle,’ erop en soms opdrachten. Precies een jaar na het sterven, krijgt Pelle deze doos. Zijn leven is al lang niet zo leuk meer, sinds zijn vader stierf en zijn moeder vooral rouwt. Dat heeft de vader geweten en daarom laat hij deze achter, zodat Pelle, door het lezen van de briefjes en de opdrachten te volbrengen die erop staan, weer avontuur in zijn leven krijgt, en zodat hij en zijn moeder weer leren lachen en liefhebben.
Het verschil met de andere boeken waarin ik deze thema’s net zo goed aanhaalde, zit hem, denk ik, in de metaforen en de rijke taal. Taal die ik ook soms gebruikte in mijn ‘lichtere boeken’ zoals I Love Liv, Backpack, Onder mijn Huid, – zinnen en bijzondere metaforen waar ik lang aan geschaafd had, Alleen sneuvelden die vaak in de redactierondes, omdat het niet paste in een laagdrempeliger boek. Een literair gehalte lijkt daarmee ook verhaal-gebonden.
Briefjes voor Pelle is een boek dat ik met net zoveel plezier en liefde schreef als mijn andere boeken. Het verschil met mijn andere boeken: over dit boek word ik vaak gemaild door volwassenen die me vertellen hoe mooi ze het vinden. Voor mijn andere boeken word ik vooral gemaild door kinderen en jongeren met de vraag wanneer het volgende deel en het nieuwe boek eraan komt – en of ik even een samenvatting wil sturen voor hun boekbespreking.
Waar ik heel blij mee ben: het is een boek dat door leerkrachten veel wordt voorgelezen in de klassen. Terwijl kinderen allemaal de nieuwe Boomhut in hun laatje hebben liggen, voor het vrij lezen, luisteren ze ademloos naar wat Pelle meemaakt.
Nog even iets over dat lezen op basisscholen. We houden hier vast aan leesmethodes en delen kinderen op basisscholen in, in ‘M3 of E4’ AVI niveaus. We hebben helaas een overvloed aan leerkrachten die er openlijk voor uitkomen in klassen dat ze niet van lezen houden.
Maar kinderen zitten op scholen om juist te leren hoe ze kunnen lezen, rekenen, en wat sociale interactie is. Als we vinden dat kinderen op scholen vooral kunnen leren hoe ze zich, met hun eigen mogelijkheden, zo goed mogelijk mogen en kunnen ontplooien in de maatschappij, moeten leerkrachten het juiste voorbeeld geven. En heel eerlijk, als je niet van lezen houdt, terwijl het je kerntaak is kinderen aan het lezen te krijgen, ligt een ander vak je wellicht beter.
Afgelopen weekend was ik in Londen. Ik struinde er boekhandel in en uit. Boekhandels met enorme afdelingen kinderboeken en YA, waar pubers uitgestrekt op chesterfield banken hingen en een boek pakten. Zo moet het, vind ik. Juist door dat enorme aanbod, dat aantrekkelijk gepresenteerd wordt, en waar een fijne prijs aan hangt, boeken toegankelijk maken voor een enorm publiek. Een paperback heb je al voor minder dan 10 pond.
Kinderen zaten er in hoekjes met boeken op hun schoot, de wereld om hen heen vergeten.
Het is een beeld dat ik ook uit Azië ken. Ik was een aantal keren in Singapore de afgelopen jaren en ook daar, zijn boekhandels een genot en in ieder hoekje zit wel iemand te lezen. Er zijn blind dates met boeken, er zijn vending machines waaruit je een ingepakt boek kunt halen, met alleen summier het genre en waarover het globaal gaat op de voorkant.
Afgelopen zomer in Frankrijk op het strand, viel me op hoeveel jongeren er weer lezen, in fysieke boeken. Ik schat dat zeker de helft van de mensen en jongeren een boek in handen had. Het was een fantastisch gezicht, vond ik.
Want lezen is belangrijk. Langer dan twee minuten je aandacht houden bij een stuk tekst – dat leer je alleen door het te doen. Daarom moeten we kinderen leesplezier gunnen en is er een omslag nodig in Nederland in de wijze waarop we in onze maatschappij naar boeken kijken. Ontlezing is in Nederland een enorm probleem, dat je niet oplost door kinderen en jongeren verplichte titels te laten lezen. Je lost het ook niet op door kinderen helemaal vrij te laten zijn in wat ze lezen, want dan komen ze wellicht niet verder dan alweer het zoveelste deel van Leven van een Loser. Boeken die noodzakelijk zijn om het leesplezier erin te houden, maar die afgewisseld mogen en moeten worden met andere titels. Er zijn zoveel Nederlandse schrijvers die geweldige kinderboeken schrijven – lees die boeken als leerkracht voor, iedere dag weer. Toon je passie en je vuur voor het lezen en je creëert lezers. Gun het jongeren dat ze spannende en leuke Young Adult lezen – en lees op het voortgezet onderwijs voor uit boeken die er op een andere wijze toe doen. Nodig schrijvers uit op scholen. Zorg ervoor dat de schoolbibliotheek met regelmaat voorzien wordt van nieuwe boeken. Zorg voor diversiteit in boeken, zodat kinderen er altijd iets van zichzelf in kunnen vinden. Dat appèl, om kinderen en jongeren verhalenhonger, leesliefde, boekenpret bij te brengen – doe ik hier vandaag op jullie. Een appèl ook om het onderwijs dat we geven, daar beter op in te richten.
Ik hoop dat jullie die urgentie en drive ook voelen – wanneer wij als schrijvers ons best doen om boeken te schrijven waar kinderen om moeten lachen, van huiveren, om moeten huilen, en dingen uit kunnen leren, doen wij een beroep op jullie om dat over te brengen op kinderen. It is not just about teaching children to read, it is about teaching them to love to read – die quote las ik ooit en ik deel hem graag.
In Italië was in 2016 een initiatief voor jongeren: meer dan een half miljoen jongeren kreeg 500 euro van de regering om te spenderen aan boeken, cultuur, musea. Een investering in de toekomst, noemde de Italiaanse regering het, die het belang van lezen en cultuur inzag.
Ontlezing – we lopen redelijk voorop daarin in ons land – leidt tot laaggeletterdheid. 1 op de 9 volwassenen in Nederland is laaggeletterd en kan daardoor minder makkelijk mee in de maatschappij. Heeft daardoor minder toegang tot kritische kennis. Hebben vaak geen gezonde financiële situatie, omdat ze niet weten hoe ze subsidies aan moeten vragen. Mensen die laaggeletterd zijn leven vaak ongezonder.
Laaggeletterdheid zorgt er ook voor dat ouders hun kinderen niet voorlezen thuis. Dat ze niet goed raad weten met nieuwsbrieven die de school hen stuurt. Dat ze hun kinderen niet kunnen helpen met huiswerk. En dat heeft weer zijn neerslag op de kinderen zelf.
Vijfentwintig procent van de tieners heeft een taalachterstand. Dat zijn schrikbarende cijfers.
Lezen is van enorm belang. Lezen leert je over de wereld. Een boek over een vluchtelingenkind leert kinderen hoe het moet zijn om op de vlucht te zijn. Boeken zoals Oorlogswinter leren kinderen over de tweede wereldoorlog. De boeken van Kikker en zijn vriendjes laten kinderen zien dat ze helemaal goed zijn zoals ze zijn. Boeken over genderidentiteit, over liefde, over homoseksualiteit – ze zijn onmisbaar in een wereld waarin kinderen van huis uit wellicht een andere, meer zwart-wit blik op de wereld meekrijgen.
Wanneer kinderen van huis uit geen leesplezier meekrijgen, is het de taak van de leerkracht om de liefde voor verhalen en boeken aan te wakkeren. Dat is geen makkelijke taak. Dat is een lastige opgave, maar wel één die hard nodig is. Lezen zorgt ervoor dat er empathie is voor de ander, dat er kennis vergaard kan worden, dat de fantasie geprikkeld wordt. Lezen laat kinderen die het thuis moeilijker hebben even wegdromen in een andere wereld. Lezen zorgt ervoor dat kinderen zich begrepen voelen.
Lezen zorgt ervoor, dat je Mount Everest kunt beklimmen, dat je van kamp naar kamp klimt, stap voor de stap, de top kunt bereiken, terwijl je op het strand in Spanje ligt.
MEEST RECENT
Abonneren
Meld je aan voor een tweewekelijkse nieuwsbrief met de nieuwste blogs en exclusieve content over schrijven, boeken, schrijfreizen, nieuwe ontwikkelingen. Verschijnt tweewekelijks in je mailbox!